.

GETUIGENIS VAN HET ONZICHTBARE

.

Swedenborg Essay door Jorge Luis Borges

.

.

Ralph Waldo Emerson citeerde in zijn beroemde lezing van 1845 Emanuel Swedenborg als een klassiek voorbeeld van de mysticus. Dit woord, hoewel zeer accuraat, loopt het gevaar de suggestie te wekken van een buitenstaander, iemand die zichzelf instinctief buiten de omstandigheden en druk houdt van wat wij, hoewel ik niet weet waarom, de werkelijkheid noemen. Niemand staat verder van dit beeld af dan Emanuel Swedenborg, die, helder en ijverig, door deze en alle andere werelden reisde. Niemand accepteerde het leven vollediger, niemand onderzocht het met een zo grote hartstocht, met dezelfde intellectuele liefde, of met zo veel ongeduld om erover te leren. Niemand was minder monnik dan die opgewekte Scandinaviër die veel verder ging dan Erik de Rode. Net als Boeddha, verwierp Swedenborg het asceticisme dat de mensen verarmt en ze kan verschrompelen. Binnen de grenzen van de hemel zag hij een kluizenaar die op weg was gegaan om zich daar toegang te verschaffen en zijn sterfelijke leven vrijwillig in de eenzaamheid van de woestijn had doorgebracht. Toen hij zijn doel had bereikt ontdekte de gezegende dat hij niet in staat was om de conversatie der engelen te volgen of de complexiteit van het paradijs te doorgronden. Het wordt hem tenslotte toegestaan een hallucinatorisch beeld van de wildernis om zich heen te projecteren. Daar verblijft hij, net als op aarde, bezig met zelfverloochening en gebed maar zonder hoop om de hemel te bereiken. Jesper Swedberg, Emanuels vader, was een eminente Lutherse bisschop, bij wie drift en tolerantie in een zeldzaam verbond samengingen. Emanuel werd in het begin van 1688 in Stockholm geboren. Vanaf zijn vroegste jeugd dacht hij over God en probeerde hij steeds in gesprek te komen met de geestelijken die zijn vaders huis bezochten. Het is niet onbelangrijk dat hij boven de verlossing door het geloof - de hoeksteen van de Reformatie zoals die door Luther werd gepredikt - de verlossing door goede werken plaatste, hetgeen een onweerlegbaar bewijs is van het eerste. Deze ongeëvenaarde, eenzame man was vele mensen tegelijk. Hij trok zijn neus niet op voor vakmanschap; als jongeman werkte hij in Londen met zijn handen als boekbinder, kastenmaker, opticien, horlogemaker, fabrikant van wetenschappelijke instrumenten en graveur van kaarten voor globes. Hij volbracht dit alles zonder de verschillende takken van de natuurwetenschappen te verwaarlozen, algebra, en de nieuwe astronomie van Sir Isaac Newton, die hij graag zou hebben gesproken maar nooit heeft ontmoet. Zijn toepassingen waren steeds inventief; hij anticipeerde op de neveltheorie van [Pierre Simon de] Laplace en [Immanuel] Kant, ontwierp een vaartuig dat kon vliegen en een ander, voor militaire doeleinden, dat onder het water van de oceaan kon varen. We danken aan hem een persoonlijke methode om geografische lengtes vast te stellen en een verhandeling over de doorsnee van de maan.

Tegen 1716 begon hij in Uppsala met het uitgeven van een wetenschappelijk tijdschrift met de schitterende naam Daedalus Hyperboreus, dat meer dan twee jaar zou verschijnen. Zijn afkeer van speculatieve zaken was er de oorzaak van dat hij in 1717 de leerstoel voor astronomie weigerde die hem door de Zweedse koning werd aangeboden. Gedurende de roekeloze en quasi-mythische oorlogen die Karel XII voerde diende hij als militair ingenieur. Hij bedacht en construeerde een toestel om boten over een stuk land van meer dan 14 mijl te vervoeren. In 1734 verscheen zijn 3-delig Opera Philosophica et Mineralia in Saksen. Hij schreef goede hexameters in het Latijn en was in de Engelse literatuur geïnteresseerd - Spenser, Shakespeare, Cowley, Milton, en Dryden - vanwege hun beeldende kracht. Zelfs indien hij zich niet aan de mystiek had gewijd, zou zijn naam toch beroemd zijn geweest in de annalen der wetenschap. Net als René Descartes was hij geïnteresseerd in het punt waarop de ziel met het lichaam is verbonden. Anatomie, fysica, algebra, en scheikunde inspireerden de vele werken die hij, overeenkomstig de gewoonte van zijn tijd, in het Latijn schreef. In Holland werd hij getroffen door het geloof en het welzijn van de bewoners; hij schreef dit toe aan het feit dat het land een republiek was omdat in een koninkrijk het volk gewend is om kruiperig te zijn tegenover de koning, en dus ook tegenover God, een slaafs trekje dat hem niet kon behagen. We moeten terloops opmerken dat, tijdens zijn reizen, Swedenborg scholen, universiteiten, armenwijken, en fabrieken bezocht; hij was dol op muziek, vooral opera's. Hij diende als assessor bij de Koninklijke Mijnraad en was lid van het Huis der Edelen [Riksdag]. Hij gaf altijd de voorkeur aan de studie van de heilige schrift boven de dogmatische theologie. Latijnse vertalingen waren niet goed genoeg voor hem; hij studeerde de oorspronkelijke teksten in het Hebreeuws en Grieks. In een privé-dagboek beschuldigt hij zichzelf van een kolossale trots; terwijl hij in een boekenwinkel aan het bladeren was kwam het in hem op dat hij, zonder veel inspanning, het veel beter zou kunnen, en begreep toen dat de Heer wel duizend manieren heeft om het menselijk hart te beroeren, en dat een nutteloos boek niet bestaat. Plinius de Jongere had geschreven dat er geen boek zo slecht is of er is wel iets goeds in, een mening die Miguel Cervantes weer in herinnering bracht.

De belangrijkste gebeurtenis in Swedenborgs menselijke leven vond plaats in Londen, op een avond in April 1745. Hij zelf noemde het de "discrete graad" of de "graad der scheiding." Ze werd voorafgegaan door dromen, gebed, perioden van twijfel, vasten, en - veel verrassender - ijverig wetenschappelijk en filosofisch werk. Een vreemdeling die hem stilletjes door de straten van Londen was gevolgd, en over wiens uiterlijk niets bekend is, verscheen plotseling in zijn kamer en zei hem dat hij de Heer was. *1 Hij vertrouwde hem onmiddellijk toe dat hij de opdracht had om aan de mensen, die inmiddels in atheïsme, verkeerd gedrag en zonde waren verzonken, het ware, verloren geloof in Jezus te onthullen. Hij kondigde hem aan dat zijn geest door hemelen en hellen zou reizen en dat hij in staat zou zijn om met doden, demonen en engelen te spreken. De uitverkorene was toen zeven-en-vijftig jaar; gedurende de volgende dertig jaar leidde hij het leven van een ziener, dat hij optekende in nauwkeurig beredeneerde verhandelingen, geschreven in een helder, ondubbelzinnig proza. In tegenstelling tot andere mystici vermeed hij beeldspraak, exaltatie, en vage, vurige retoriek. De verklaring is duidelijk. Het gebruik van elk woord vooronderstelt een gedeelde ervaring, waarvan het woord het symbool is. Als iemand met ons spreekt over de smaak van koffie, is het omdat we het al eerder hebben geproefd; of over de kleur geel, omdat we al eerder citroenen, goud, graan en zonsondergangen hebben gezien. Om het onuitsprekelijke verbond van de ziel van de mens met het goddelijke wezen te suggereren, zagen de Soefi's van de Islam zich genoodzaakt hun toevlucht te nemen tot wonderlijke analogieën, zoals voorstellingen van rozen, dronkenschap, of vleselijke liefde. Swedenborg lukte het om zich te onthouden van dit soort retorische hulpmiddelen omdat zijn onderwerp niet de extase van een verrukte en zwijmelende ziel was, maar, veeleer, de accurate beschrijving van gebieden die, hoewel bovenaards, duidelijk waren afgebakend. Om ons een voorstelling te kunnen maken van de diepste diepten van de hel, spreekt John Milton tot ons over "Geen licht, doch eerder zichtbare duisternis." Swedenborg geeft de voorkeur aan de strengheid en - waarom zouden we het niet zeggen? - mogelijke langdradigheid van de onderzoeker of aardrijkskundige die onbekende rijken in kaart brengt.

Terwijl ik deze regels dicteer *2, voel ik de ongelovigheid van de lezer me tegenhouden als een hoge, bronzen muur, gestut door twee vermoedens: opzettelijk bedrog door de man die zulke vreemde dingen schreef of de invloed van plotselinge of progressieve krankzinnigheid. Het eerste is ontoelaatbaar. Was Emanuel Swedenborg van plan geweest om bedrog te plegen, dan zou hij niet zijn toevlucht hebben genomen om een goed deel van zijn werk anoniem te publiceren, zoals hij deed met de negen delen van zijn Arcana Coelestia [Hemelse Verborgenheden], die geen gebruik maken van het gezag dat zijn reeds beroemde naam eraan verleende. We weten dat hij niet probeerde om mensen met zijn dialoog te bekeren. Net als Emerson en Walt Whitman was hij van mening dat argumenten niemand overtuigen en dat de waarheid verkondigen voldoende is om geaccepteerd te worden door diegenen die haar vernemen. Hij vermeed altijd de polemiek. Er is geen enkel syllogisme in zijn gehele werk, slechts beknopte, rustige verklaringen. Ik refereer natuurlijk aan zijn mystieke verhandelingen. De hypothese van krankzinnigheid is evenzeer ongegrond. Indien de auteur van Daedalus Hyperboreus en Prodromus Principiorum Rerum Natu-ralium gek was geworden, zouden we aan zijn pen niet de duizenden methodische bladzijden te danken hebben die hij gedurende de volgende dertig jaar of zo schreef, bladzijden die helemaal niets te maken hebben met waanzin. Laten we nu zijn samenhangende en veelvuldige visioenen beschouwen, die zeker veel wonderbaarlijks bevatten.

William White *3 heeft scherpzinnig opgemerkt dat we ons geloof volgzaam overgeven aan de visioenen van de Ouden, terwijl we geneigd zijn die van de modernere zieners te verwerpen of belachelijk te maken. We geloven in Ezechiël omdat hij verheven is door de afstand in tijd en ruimte; we geloven in de Heilige Johannes van het Kruis omdat hij een integraal deel is van de Spaanse literatuur; maar we geloven niet in William Blake, Swedenborgs opstandige discipel, of in zijn leraar, die nog dichterbij staat in de tijd. Edward Gibbon zei hetzelfde over wonderen. Wanneer precies hielden de ware visioenen op en begonnen de apocriefe? Swedenborg wijdde twee jaar aan de studie van het Hebreeuws om de Bijbel rechtstreeks te kunnen onderzoeken. Ik persoonlijk geloof - en men moet goed begrijpen dat dit de, ongetwijfeld ketterse, opinie is, van een man der letteren en geen onderzoeker of theoloog - dat Swedenborg, evenals [Benedictus de] Spinoza of Francis Bacon, een denker was met eigen kwaliteiten, die een onhandige fout maakte toen hij besloot om zijn ideeën aan te passen aan het kader van de twee Testamenten. Dit was ook gebeurd bij de Hebreeuwse Kabbalisten, die in wezen neo-platonici waren toen ze de authenticiteit inriepen van de verzen, woorden, en zelfs de letters en de verplaatsing van letters in Genesis om hun systeem te rechtvaardigen. Het is niet mijn bedoeling om de leer van het Nieuwe Jeruzalem te verklaren zoals deze door Swedenborg is geopenbaard, maar ik wil wel graag iets meer zeggen over twee punten. Het eerste is zijn buitengewoon originele opvatting van hemel en hel, dat hij uitgebreid verklaart in het meest bekende en mooiste van zijn verhandelingen, De Coelo et Inferno, gepubliceerd in Amsterdam in 1758. Blake herhaalt haar en Bernard Shaw gaf er een levendige samenvatting van in de derde akte van zijn Man and Superman (1903), in het verhaal van John Tanners droom. Voor zover ik weet sprak Shaw nooit over Swedenborg; men zou kunnen veronderstellen dat hij gestimuleerd werd door Blake, die hij vaak en met respect noemt; ook is het niet onmogelijk te geloven dat hij geheel onafhankelijk tot dezelfde opvattingen kwam. In een beroemde brief aan Cangrande Della Scala, stelt Dante Alighieri dat zijn Commedia, net als de Heilige Schrift, op vier verschillende manieren kan worden gelezen, waarvan de literaire manier er slechts een is. Maar de lezer, geboeid door de schitterende poëzie, krijgt de onuitwisbare impressie dat de negen hellekringen, de negen terrassen van het vagevuur, en de negen hemelen van het paradijs overeenkomen met drie instel-lingen: één met de aard van een strafkolonie; één van boetedoening; en één - als de woordkeus is toegestaan - van beloning. Passages zoals Lasciate ogni speranza, voi ch'entrate ("Gij allen die hier binnentreedt, laat alle hoop varen ") versterken de topografische overtuiging die door de kunst wordt geschapen. Niets staat verder af van de bovenaardse bestemming van Swedenborg. De hemel en hel van zijn leer zijn geen plaatsen, hoewel de zielen der doden die erin wonen, en ze in zekere zin scheppen, ze waarnemen als in de ruimte gesitueerd. Het zijn zielstoestanden die door het vroegere leven worden bepaald. De hemel is voor niemand gesloten; de hel is evenmin opgelegd. De deuren staan, zogezegd, open. De mensen die gestorven zijn, maar zich dit niet realiseren projecteren voor een onbepaalde tijd een illusoir beeld van hun gewone omgeving en van de mensen die hen omringden. Aan het einde van die periode worden ze door vreemdelingen benaderd. De slechte doden vinden de aanblik en de manieren van de demonen aangenaam en sluiten zich spoedig bij hen aan; de rechtvaardigen verkiezen de engelen. Voor de zaligen is de duivelse sfeer een gebied vol moerassen, grotten, brandende hutten, ruïnes, bordelen en kroegen. De verdoemden hebben geen gezicht of hun trekken zijn verminkt, gruwelijk (in de ogen der rechtvaardigen); maar zelf denken ze dat ze er prachtig uitzien. Voor hen ligt het geluk in het uitoefenen van macht en in wederzijdse haat. Ze wijden hun leven aan de politiek, in de meest Zuid-Amerikaanse zin van het woord: dat wil zeggen ze leven om te intrigeren, te liegen en hun wil aan anderen op te leggen.

Swedenborg vertelt dat een straaltje hemels licht eens in de diepte van de hel viel; de verdoemden ervoeren het als stank, als een zwerende wond, en als duisternis. De hel is het andere gezicht van de hemel. Het precies tegenovergestelde ervan is noodzakelijk om de schepping in evenwicht te houden. De Heer regeert erover, net als over de hemel. Het evenwicht tussen de beide sferen is vereist voor de vrije wil die onophoudelijk moet kiezen tussen het goede dat uit de hemel komt, en het kwaad dat uit de hel afkomstig is. Iedere dag, ieder moment van elke dag, schept de mens zijn eeuwige verdoemenis of zijn verlossing. We zullen zijn wat we zijn. De paniek en de bezorgdheid, die meestal optreden wanneer een stervend persoon angstig en verward is, zijn van weinig belang. Of we nu in de onsterfelijkheid van de ziel geloven of niet, we dienen te erkennen dat de leer zoals die door Swedenborg is onthuld een meer moreel en redelijk karakter heeft dan een leer die een mysterieus geschenk verkondigt dat, te elfder ure en bijna per ongeluk wordt verkregen. Om te beginnen leidt het ons tot het beoefenen van de deugd in onze levens. De hemel die Swedenborg zag wordt gevormd door ontelbare hemelen; ontelbare engelen vormen iedere hemel, en iedere engel is, individueel, een hemel. Allen worden geleid door een vurige liefde voor God en de naaste. De totale vorm van de hemel (en van de hemelen) is de vorm van een mens of, wat op hetzelfde neerkomt, die van een engel, want engelen vormen geen afzonderlijke categorie. Engelen, net als demonen, zijn de doden die tot de engellijke of demonische sfeer zijn overgegaan. Een merkwaardige inval is het die de vierde dimensie suggereert zoals die door Henry More werd overwogen: engelen, waar ze ook zijn, staan altijd recht voor God. In de geestelijke sfeer is de zon het zichtbare beeld van God. Ruimte en tijd bestaan slechts als illusies; als een persoon aan iemand anders denkt, is de ander onmiddellijk bij hem. De engelen spreken als mensen door het gesproken woord, ze worden uitgesproken en verstaan; maar de taal die ze gebruiken is natuurlijk en hoeft niet te worden geleerd. Ze wordt in alle engellijke sferen gebezigd. De kunst van het schrijven is niet onbekend in de hemel; meer dan eens ontving Swedenborg Goddelijke boodschappen die met de hand geschreven of gedrukt leken te zijn, maar die hij niet volledig kon ontcijferen omdat de Heer de voorkeur geeft aan rechtstreekse, mondelinge instructies. Of ze nu gedoopt zijn of niet, en wat de religie van hun ouders ook geweest moge zijn, alle kinderen gaan naar de hemel waar ze door de engelen worden onderwezen. Noch rijkdom, noch geluk, noch luxe of mondain leven vormen een hinderpaal voor de toegang tot de hemel. Arm zijn is geen verdienste; het is geen deugd net zo min als het lijden door tegenslag. Goede wil en de liefde voor God zijn essentieel; externe omstandigheden niet. We hebben het geval van de kluizenaar al gezien die, door zelf-versterving en eenzaamheid, zichzelf ongeschikt had gemaakt voor de hemel en verplicht was om zonder haar vreugden te leven.

In zijn verhandeling Over de Echtelijke Liefde, die in 1768 verscheen, zegt Swedenborg dat het huwelijk op aarde nooit volmaakt is omdat het verstand in de man overheerst en de wil in de vrouw. In de hemelse staat zullen een man en een vrouw die elkaar hebben liefgehad samen één engel vormen. In Openbaringen, een van de canonieke boeken van het Nieuwe Testament, spreekt Johannes van Patmos over een hemels Jeruzalem; Swedenborg breidt dit begrip uit tot andere grote steden. Zo schrijft hij in Vera Christiana Religio [Ware christelijke Religie] 1771, dat er twee bovenaardse Londens zijn. Wanneer de mensen sterven verliezen ze hun aard niet. De Engelsen behouden het intieme licht van het intellect en hun respect voor gezag; de Nederlanders gaan door met handel te drijven; Duitsers zijn gewoonlijk beladen met boeken, en, wanneer iemand ze een vraag stelt, consulteren ze eerst het toepasselijke deel alvorens te antwoorden. Moslims zijn het merkwaardigst van allen. Omdat de begrippen Mohammed en religie onontwarbaar met elkaar zijn vervlochten in hun zielen, zorgt God dat ze een engel ter beschikking hebben die doet alsof hij Mohammed is om hen te onderrichten. Dit is niet steeds dezelfde engel. De werkelijke Mohammed verscheen slechts eenmaal voor de gemeenschap der gelovigen, net lang genoeg om de woorden te zeggen "Ik ben jullie Mohammed", alvorens zich om te draaien en terug te zinken in de hel. Er bestaan geen hypocrieten in de spirituele sfeer; iedereen is zoals hij is. Een kwade geest gaf opdracht aan Swedenborg om op te schrijven dat de demonen er vreugde in scheppen om overspel te plegen, te stelen, frauderen en liegen; en ze scheppen eveneens behagen in de stank van uitwerpselen en lijken. Ik kort deze episode wat in; de nieuwsgierigen onder U kunnen de laatste pagina raadplegen van de verhandeling Sapientia Angelica de Divina Providentia [Engelenwijsheid over de Goddelijke Voorzienigheid], 1764. In tegenstelling tot de hemel zoals die door andere zieners wordt beschreven, is Swedenborgs hemel veel nauwkeuriger dan de aarde. Vormen, dingen, structuren, en kleuren zijn complexer en levendiger. In de Evangeliën is de verlossing een ethisch proces. Rechtschapenheid is fundamenteel; nederigheid, ellende, en tegenslag worden ook verheerlijkt. Aan de eis tot rechtschapenheid voegt Swedenborg nog een andere eis toe, een eis die nog nooit door enige theoloog is genoemd: intelligentie. Laten we ons nogmaals de asceet herinneren die gedwongen werd te erkennen dat hij de theologische conversatie der engelen onwaardig was. (De ontelbare hemelen van Swedenborg zijn vol liefde en theologie). Wanneer Blake schrijft, "De dwaas zal de Heerlijkheid niet binnengaan, hoe heilig hij ook moge zijn," [El tonto no entrará en la Gloria, por santo que sea] of "Ontdoe Uzelf van heiligheid en tooi Uzelf met intelligentie," [Despojáos de santidad y cubríos de inteligencia], doet hij niets anders dan laconieke epigrammen maken van het logisch denken van Swedenborg. Blake bevestigt eveneens dat voor de verlossing van de mens een derde eis nodig is: dat hij een kunstenaar is. Jezus Christus was een kunstenaar omdat hij middels gelijkenissen en beeldspraak onderwees in plaats van abstracte redeneringen. Het is niet zonder een angstig voorgevoel dat ik mij nu richt, zij het gedeeltelijk en op een rudimentaire manier, tot de leer der overeenstemmingen, die voor velen centraal staat in het onderwerp dat we nu bestuderen. In de Middeleeuwen dacht men dat de Heer twee boeken had geschreven, waarvan we de ene de Bijbel noemen en de andere het universum. Het was onze plicht deze te interpreteren. Ik vermoed dat Swedenborg is begonnen met de exegese (uitleg) van de eerste. Hij vermoedde dat elk woord van de Schrift een geestelijke betekenis heeft en stelde een uitgebreid systeem van verborgen betekenissen samen. Stenen bijvoorbeeld vertegenwoordigen natuurlijke waarheden; edelstenen, geestelijke waarheden; sterren, Goddelijke kennis; het paard, een juist begrip van de Bijbel maar tevens de verdraaiing ervan door drogredenen; de gruwel der verlatenheid, de Drievuldigheid; de afgrond, God of hemel; etc. Vanuit een symbolische lezing van de Bijbel zou Swedenborg zijn doorgegaan met een symbolische lezing van het universum en de menselijke wezens. De zon in de lucht is een beeld van de geestelijke zon, welke, op zijn beurt, een beeld van God is. Er is geen enkel schepsel op aarde dat zijn voortdurend bestaan niet dankt aan de onafgebroken invloed van het Goddelijk Wezen. Thomas de Quincey, die een lezer was van Swedenborgs werken, schrijft dat de kleinste dingen geheime spiegels van de grootste zijn. Thomas Carlyle zegt dat de universele geschiedenis een tekst is die we voortdurend moeten lezen en schrijven, en waarin wij ook worden geschreven. Het verontrustende vermoeden dat we cijfers en symbolen zijn in een Goddelijk geheimschrift waarvan we de betekenis niet kennen is overvloedig aanwezig in de boeken van Leon Bloy, en de Joodse Kabbalisten wisten het ook.

De leer der overeenstemmingen heeft me ertoe gebracht om de Kabbala te noemen. Niemand die ik ken of me kan herinneren heeft ooit de intieme verwantschap onderzocht. In het eerste hoofdstuk van de Bijbel lezen we dat God de mens schiep overeenkomstig zijn eigen beeld en gelijkenis. Deze bevestiging impliceert dat God de vorm van een mens heeft. De Kabbalisten die het Boek der Schepping samenstelden verklaren dat de tien emanaties of sefiroth, wiens bron de onuitsprekelijke godheid is, begrepen kunnen worden in de vorm van een boom of een mens, de oorspronkelijke mens, Adam Kadmon. Indien alle dingen in God zijn, zijn alle dingen eveneens in de mens, die zijn aardse spiegelbeeld is. Zo komen Swedenborg en de Kabbala beide tot het begrip microkosmos, dat wil zeggen de mens als spiegel of samenvatting van het universum. Volgens Swedenborg zijn hemel en hel in de mens, net als de planten, bergen, zeeën, continenten, mineralen, bomen, bloemen, distels, vissen, gereedschappen, steden en gebouwen. In 1758 kondigde Swedenborg aan dat hij het jaar ervoor het Laatste Oordeel had bijgewoond, dat had plaatsgevonden in de wereld der geesten op de exacte datum waarop het geloof in alle kerken was uitgeblust. De neergang was begonnen met het stichten van de kerk van Rome. De Reformatie ondernomen door Maarten Luther en voordien voorzien door John Wycliffe was onvolmaakt en vaak ketters. Nog een Laatste Oordeel vindt er plaats op het moment van de dood van elk mens; het is het gevolg van zijn gehele voorafgaande leven.

Op 29 Maart 1772 stierf Swedenborg in Londen, de stad die hij zo liefhad, de stad waarin God hem op een avond de opdracht had toevertrouwd die hem uniek zou maken onder de mensen. Er resten ons verschillende getuigenissen over zijn laatste dagen, over zijn ouderwetse zwartfluwelen pak, en over een zwaard met een vreemd gevormd gevest. Zijn manier van leven was sober gedurende zijn laatste jaren; zijn eten bestond slechts uit koffie, melk en brood. De bedienden konden hem op elk uur van de dag of nacht heen en weer horen lopen in zijn slaapkamer, sprekend met de engelen.

.

Jorge Luis Borges.

.

 

.

Notities van de vertaler:

1 In zoverre kan worden vastgesteld, is Borges' verhaal over een man die Swedenborg door de straten van Londen volgde en vervolgens als de Heer aan hem verscheen, geheel en al nieuw.

2 Dit essay werd door Borges, die blind was, aan zijn secretaresse gedicteerd om als voorwoord te worden gebruikt voor de Spaanse uitgave van Sich Synnestvedts: The Essential Swedenborg (uitgave Swedenborg Foundation, 1977).

3 William White was een negentiende-eeuwse biograaf van Swedenborg.

4 Het sonnet werd uit het Spaans in het Engels vertaald door Richard Howard en Cesar Rennert. De Nederlandse prozavertaling is van de hand van Hans Bosman - 1997.

.

.

  • Dit essay is overgenomen uit het tijdschrift Swedenborgiana editie 24/1998.
  • Het werd uit het Spaans in het Engels vertaald door Catherine Rodriguez-Nieto.
  • De Nederlandse vertaling is van Drs. G.J. Bosman, naar de uitgave van de Swedenborg Foundation, U.S.A. 1995 getiteld: Testimony to the Invisible.

Digitale uitgave: Swedenborg Boekhuis 1998.

.